Principe
De collectieve arbeidsvoorwaarden van de werknemers worden uitgebreid geregeld bij collectieve arbeidsovereenkomsten.
Het artikel 20 van de wet van 5 december
1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire
comités stipuleert dat "wanneer een onderneming geheel of gedeeltelijk
wordt overgedragen, de nieuwe werkgever de overeenkomst die de vroegere
werkgever bond, [moet] eerbiedigen totdat zij ophoudt uitwerking te
hebben".
Al de bij de vervreemder toepasbare
collectieve arbeidsovereenkomsten, die zijn afgesloten op het niveau van
de sector of op het niveau van de onderneming, dienen te worden
gerespecteerd door de verkrijger.
De wet verduidelijkt niet hoelang de
verkrijger de collectieve arbeidsovereenkomsten waardoor de vervreemder
was gebonden moet naleven. Er wordt bepaald dat de verkrijger gehouden
is "totdat zij ophouden uitwerking te hebben". Dit impliceert dat :
- wat de collectieve arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur betreft,
deze "buiten werking dient te worden gesteld" (d.w.z. hetzij te worden
opgezegd, hetzij te worden vervangen ten gevolge van de sluiting van een
nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst);
- wat de collectieve arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur betreft, deze eindigt na verloop van de duurtijd.
De incorporatie van de normatieve bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst in de arbeidsovereenkomst
Het artikel 23 van de genoemde wet van 5
december 1968 voorziet dat "de individuele arbeidsovereenkomst die door
de collectieve arbeidsovereenkomst stilzwijgend werd gewijzigd,
onveranderd [blijft] wanneer de collectieve arbeidsovereenkomst ophoudt
uitwerking te hebben, tenzij het anders wordt bedongen in de collectieve
arbeidsovereenkomst zelf".
Met andere woorden, de individueel
normatieve bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst die de
bepalingen van de individuele arbeidsovereenkomst hebben gewijzigd, zijn
in deze laatste geïncorporeerd en de als zodanig gewijzigde
arbeidsvoorwaarden blijven onveranderd wanneer de collectieve
arbeidsovereenkomst ophoudt uitwerking te hebben.
Dit principe is zowel van toepassing op
de sectorale collectieve overeenkomsten, als op de collectieve
overeenkomsten afgesloten op ondernemingsniveau. Het betreft slechts de
arbeidsovereenkomsten die nog gelden op het ogenblik waarop de
collectieve overeenkomst ophoudt uitwerking te hebben.
Eens de bepalingen van de collectieve
overeenkomst zijn geïntegreerd in de individuele arbeidsovereenkomst,
hebben ze, ten gevolge van de incorporatie, geen dwingend karakter meer.
Deze bepalingen zullen dan dezelfde aard en dezelfde waarde hebben als
de andere bepalingen van de individuele arbeidsovereenkomst. Dit heeft
tot gevolg dat zij gewijzigd kunnen worden bij collectieve
arbeidsovereenkomst (in toepassing van artikel 51 van de genoemde wet
van 5 december 1968) of in onderling akkoord tussen de partijen, zelfs
wanneer deze wijziging in het nadeel van de werknemer zou zijn.
Sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten
Het ressorteren onder een paritair comité wordt vastgesteld in functie van de hoofdactiviteit van de onderneming.
- Wanneer de vervreemder en de verkrijger dezelfde soort activiteit
uitoefenen, zullen zij onder hetzelfde paritair comité ressorteren. In
geval van overgang, zullen de sectorale collectieve
arbeidsovereenkomsten van toepassing vóór en ná de overgang dezelfde
zijn.
- Wanneer de hoofdactiviteit van de onderneming van de verkrijger
verschilt van deze van de onderneming van de vervreemder, zullen deze
ondernemingen tot een verschillend paritair comité behoren. In het geval
van overgang van onderneming of van een gedeelte ervan, kan er zich
vanaf dat moment een wijziging van paritair comité voordoen, ten gevolge
van het feit dat, bij wijze van voorbeeld, de overgedragen onderneming
wordt opgeslorpt door de verkrijger of de overdragen onderneming deel
gaat uitmaken van een groter geheel, met name de overnemende
onderneming.
De vraag is of de verkrijger dan ook
gehouden is, in toepassing van het genoemde artikel 20, de bepalingen
van de sectorale collectieve overeenkomsten die van toepassing waren bij
de vervreemder te eerbiedigen. Deze vraag wordt zowel in de rechtsleer
als in de rechtspraak betwist.
Wij zijn de mening toegedaan dat, bij
wijziging van paritair comité ten gevolge van een overgang van
onderneming, de verkrijger niet meer gebonden is door de sectorale
collectieve overeenkomsten die van toepassing waren bij de vervreemder,
d.w.z. in de onderneming of het gedeelte ervan vóór de overgang. Toch
zullen de individueel normatieve bepalingen van de sectorale collectieve
arbeidsovereenkomsten die zich hebben geïncorporeerd in de individuele
arbeidsovereenkomst, ingevolge de toepassing van artikel 23 van de wet
van 5 december 1968, van toepassing blijven. Andere voordelen waarvan de
werknemer genoot krachtens sectorale collectieve overeenkomsten,
inzonderheid deze toegekend door een Fonds voor Bestaanszekerheid
ontstaan in de schoot van het paritair comité waartoe de vervreemder
behoorde, zullen daarentegen niet behouden blijven. De werknemer zal
zich in voorkomend geval kunnen beroepen op de bepalingen van de
collectieve arbeidsovereenkomsten van het paritair comité waaronder de
overnemende onderneming ressorteert.
Collectieve overeenkomsten op ondernemingsniveau
Het artikel 20 van de wet van 5 december
1968 is eveneens van toepassing op de collectieve overeenkomsten
afgesloten op het niveau van de onderneming. De verkrijger zal dan ook
de op het ogenblik van de overgang van de onderneming of van een
gedeelte ervan toepasbare collectieve overeenkomsten, die het voorwerp
zijn geweest van onderhandelingen binnen de onderneming gevoerd met de
vakbondsafvaardiging en die zijn neergelegd bij de F.O.D.
Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, moeten eerbiedigen.
Het artikel 23 van de wet van 5 december
1968 betreffende de incorporatie van de individuele normatieve
bepalingen zal
van toepassing zijn eenmaal de collectieve overeenkomst ten einde komt
(afloop van de duurtijd van de collectieve overeenkomst, opzegging door
de verkrijger).
Wettelijke referenties