2016 - Onderzoek naar de blootstelling van de Belgische werknemers aan gevaarlijke chemische producten (PROBE)

Hoofdthema

Onderzoek naar de blootstelling van de Belgische werknemers aan gevaarlijke chemische producten (PROBE).

Subthema

De FOD WASO beseft dat het momenteel moeilijk is om na te gaan welke werknemer in Begië aan welk gevaarlijk product wordt blootgesteld en vooral wat het belang is van blootstelling aan deze producten, zowel wat de duur als de amplitude aangaat. Onderzoeken naar de arbeidsomstandigheden stellen gebruikelijk slechts een vraag in verband met de blootstelling aan gevaarlijke producten. Zo wordt bijvoorbeeld in het Europees onderzoek van Eurofound (EWCS 2015), de vraag geformuleerd als volgt: in welke mate wordt u tijdens uw werk blootgesteld aan of komt u in contact met of moet u chemische producten of stoffen hanteren.

Bij het gezondheidstoezicht moeten de arbeidsgeneesheer in kaart brengen aan welke stoffen de werknemer wordt blootgesteld, maar zonder dat hij zicht heeft op de duur en de mate van blootstelling.

De externe diensten voor preventie en bescherming op het werk (EDPB) beschikken over gegevensbanken op basis van de codering van hun geneesheren. Wij beseffen echter dat die gegevens weinig bruikbaar zijn m.b.t. de vorm waarin wij ze ontvangen als wat de inhoud aangaat. De interne dienst voor preventie en bescherming op het werk (IDPB) van de grote ondernemingen moeten beter op de hoogte zijn van de gegevens over de gebruikte stoffen en over de blootstelling eraan.

In Frankrijk worden zogenaamde SUMER onderzoeken gevoerd in samenwerking met de arbeidsgeneesheren om met meer accuraatheid te bepalen in welke mate de werknemers aan gevaarlijke chemische stoffen worden blootgesteld.

Op internationaal niveau zijn er ongetwijfeld gegevensbanken beschikbaar met informatie over het type blootstelling van de werknemers in bepaalde sectoren of in bepaalde beroepen. In de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) zijn de gebruikte gevaarlijke stoffen en de blootstelling eraan hoogstwaarschijnlijk gelijkaardig voor de sectoren en/of welbepaalde functies.

Via dit onderzoek willen we een beter beeld krijgen van de blootstelling van de Belgische werknemers aan deze gevaarlijke chemische producten, en ook nagaan hoe de reeds bestaande gegevens beter geëxploiteerd kunnen worden en adviezen formuleren ten behoeve van de KMO’s.

Timing

2016-2018

Opdrachtgever

Directie van het onderzoek over de verbetering van de arbeidsomstandigheden (DiOVA)

Onderzoeksteam

  • Lode Godderis, KU Leuven
  • Dr Dorina Rusu, Ulg
  • Prof. dr. Lutgart Braeckman, UGent
  • Prof. dr. Antoon De Schryver, UAntwerpen
  • Sara Pauwels, KU Leuven
  • Steven Ronsmans, KU Leuven
  • Anne-Marie Temmerman, UGent

Onderzoeksopzet

Doelstellingen

  1. Overzicht van de vakliteratuur
  2. Analyseren van de gegevens beschikbaar in de EDPB’s en de IDPB’s 
  3. Informatie verzamelen via een onderzoek in de ondernemingen

Doelstellingen: De blootstelling van de Belgische werknemers aan een selectie van gevaarlijke chemische stoffen in kaart brengen door het systematisch verzamelen en analyseren van blootstellingsgegevens door middel van peilpraktijken.

Het onderzoek moet het gehele Belgische grondgebied beslagen.
De genderdimensie moet in rekening worden gebracht tijdens alle fasen van het onderzoek.

Resultaten

Methode

De PROBE studie, waarvan de naam staat voor ‘Hazardous chemical Products Register for Occupational use in Belgium’, heeft als doel om een betrouwbaar beeld te schetsen van de blootstelling van Belgische werknemers aan gevaarlijke chemische stoffen. Het onderzoek richt zich tot arbeidsartsen verbonden aan zowel interne als externe preventiediensten, werkzaam in alle bedrijfssectoren.

Daar deze studie een pilootproject betreft dat over een beperkt budget en tijdsbestek beschikt, werd er voorlopig gedoeld op een rekrutering van zowat 80 externe en 10 interne arbeidsartsen.

Selectie van chemische stoffen

Zodoende wordt er in deze studie een beperkte lijst gehanteerd van prioritaire chemische stoffen die relevant zijn voor de Belgische context. Voor het opstellen van deze lijst werd een methodologie gehanteerd waarbij men enerzijds rekening houdt met het inherente gevaar van de chemische stoffen (hazard) en de verwachte gezondheidseffecten, en anderzijds toetst of de chemische stoffen relevant zijn voor de Belgische context door gebruik te maken van beschikbare gegevens over blootstelling en verbruik in België.

Met behulp van deze prioritiseringsoefening werden 22 gevaarlijke chemische stoffen weerhouden.

Data verzameling

De dataverzameling gebeurde via een websurvey die beschikbaar was in het Nederlands en in het Frans. Eerst doorliepen de deelnemende arbeidsartsen een inleidende online module, welke een toelichting over het onderzoek, een korte vragenlijst voor de deelnemende arbeidsarts zelf en een E-learning bevatte.

Vervolgens kreeg elke arbeidsarts de vragenlijst rond blootstelling van Belgische werknemers aan chemische producten toegestuurd. Aan de arbeidsartsen werd gevraagd om deze vragenlijst in te vullen samen met de werknemer tijdens de periodieke gezondheidsbeoordeling.

Resultaten en discussie

De karakteristieken van de deelnemende arbeidsartsen (n = 47) zijn een vrij goede weergave van de totale arbeidsartsenpopulatie in België, behoudens de geografische spreiding over het land en de hoofdtaal (21 % van de arbeidsartsen was Franstalig in PROBE t.o.v. 39 % van de arbeidsartsen in België). Er is een mooie verdeling tussen mannelijke en vrouwelijke arbeidsartsen, tussen arbeidsartsen die werken voor een interne en externe dienst, enz.

De arbeidsartsen hebben gemiddeld 14 vragenlijsten ingevuld en er werden in totaal 666 werknemers bevraagd.

De analyse van de blootstellingsgegevens toont aan dat 47 % van de bevraagde werknemers tijdens de laatste werkweek was blootgesteld aan één of meer gevaarlijke chemische producten uit de lijst van prioritaire stoffen die werd gehanteerd in deze studie. 26% van de werknemers was blootgesteld aan één stof en 11% van de werknemers was blootgesteld aan twee stoffen. 6 % van de werknemers is blootgesteld aan 3 of meer chemische producten op het werk.

Uit deze resultaten blijkt dat vooral mannen zijn blootgesteld en dat de grootste proportie tewerkgesteld is in de ‘productie en fabricage’ en zich bevindt in de leeftijdscategorie van ≥ 50 jaar. De meest getroffen bedrijven zijn de kleinere ondernemingen (< 6 werknemers, 6 – 20 werknemers en 20 – 51 werknemers).

Tabel 5 (zie in de samenvatting) geeft een overzicht van de chemische stoffen waaraan de meeste werknemers waren blootgesteld.

De chemische stoffen die het meest frequent werden gerapporteerd als zijnde een bron van beroepsmatige blootstelling tijdens de laatste arbeidsweek omvatten dieseluitlaat, lasrook, tolueen, houtstof, benzeen, kristallijn silica, formaldehyde, asbest en lood. Aan dieseluitlaat waren 91 werknemers blootgesteld, overeenstemmend met 14% van de steekproef. Als we gaan vergelijken met de acht belangrijkste carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen die bleken uit SUMER (met name dieseluitlaat, minerale oliën, houtstof, kristallijn silica, formaldehyde, lood en loodverbindingen, asbest en ftalaten), zien we een belangrijke overlap [8]. Minerale oliën en ftalaten werden niet opgenomen in de lijst van prioritaire chemische stoffen die werd samengesteld voor de PROBE-studie. In PROBE gaat het in de meeste gevallen om een zeer zwakke tot zwakke blootstelling, de duur van de blootstelling varieert sterk van minder dan 2u tot meer dan 20u tijdens de voorbije arbeidsweek.

Tevens zien we dat het gebruik van preventieve maatregelen voor verschillende stoffen ontoereikend is. Dieseluitlaat scoort hierbij het slechtst, met 54 % van de bevraagde werknemers die niet beschikten of geen gebruik maakten CBM’s en PBM’s. Het gaat hier in de meeste gevallen over een zeer zwakke tot zwakke blootstelling, maar als we kijken naar de duur van de blootstelling zien we wel dat 21 % van de werknemers die geen CBM’s en PBM’s gebruiken meer dan 20 uur waren blootgesteld aan dieseluitlaat in de voorbije arbeidsweek.

Beleidsaanbevelingen

  • Peilpraktijkennetwerk verder uitbouwen
    • Om een betere representatieve steefproef te bekomen is het nodig om meer arbeidsartsen te rekruteren in het peilpraktijkennetwerk. Via een beperkt peilpraktijkennetwerk bestaande uit vrijwillig deelnemende arbeidsartsen kan een wezenlijk grotere populatie van werknemers bereikt en onderzocht worden.
     
  • Arbeidsartsen tijd geven voor deelname aan studies
    • Om de werkdruk voor de arbeidsarts te verlagen zouden we kunnen vragen aan de werknemer of aan een verpleegkundige om een deel van de vragenlijst te laten invullen. Ook zouden de diensten de planning van de deelnemende artsen kunnen herzien en meer tijd kunnen geven voor deelname aan de studie.
     
  • Opleiding van artsen
    • Het lijkt ons beter om in de toekomst een world café of studiedag te organiseren waarbij de artsen opgeleid en geïnformeerd worden om deel te nemen aan de studie en er op meer uniforme manier zal gerapporteerd worden.
     
  • Meer blootstellingsmetingen
    • De overheid zou meer verantwoordelijkheid moeten nemen en samenwerken met de diensten en anderen om data te verzamelen, zowel medische vragenlijsten als arbeidshygiënische metingen. Er zou één nationaal kenniscentrum moeten komen dat aan de hand van de verzamelde data een beleid uitstippelt voor het welzijn van de werknemers waaraan iedereen meewerkt; multidisciplinair en evidence based. 

Conclusie

Als besluit kan gesteld worden dat een systeem van peilpraktijken een goede methode is om een preciezer beeld te krijgen van de blootstelling van de Belgische werknemers aan chemische stoffen, mits wat bijsturing en aanpassingen in de huidige methodiek. Dit systeem kan dan ook als plan van aanpak worden aanbevolen om in de toekomst op grotere schaal te implementeren teneinde dit soort data te verzamelen in een arbeidsgeneeskundige context.

Publicaties

Bijkomende inlichtingen

Indien u meer informatie wenst over dit onderzoek of de publicaties, neem dan contact op met de Directie van het Onderzoek over de Verbetering van de Arbeidsomstandigheden (DIOVA), E. Blerotstraat 1 - 1070 Brussel, alain.piette@werk.belgie.be.