Bescherming tegen ontslag

Op deze pagina

    Bepaalde werknemers genieten een bijzondere bescherming tegen ontslag.  Deze beschermingen kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën.

    1. Absoluut ontslagverbod 
    2. Ontslagverbod wanneer het ontslag verband houdt met de reden van bescherming 

    Absoluut ontslagverbod 

    De werknemersvertegenwoordigers in de ondernemingsraad en in het comité voor preventie en bescherming op het werk, kunnen niet worden ontslagen, behalve in twee situaties:

    • om een economische of technische reden;
    • om een dringende reden.

    In de eerste situatie moet een speciale procedure worden gevolgd.

    De kandidaten voor een functie van werknemersvertegenwoordiger die niet werden verkozen, genieten eenzelfde bescherming.

    Ontslagverbod wanneer het ontslag verband houdt met de reden van bescherming  

    Bij wijze van voorbeeld verwijzen we naar de volgende gevallen van bescherming:

    • De vakbondsafgevaardigde kan slechts ontslagen worden om een reden die vreemd is aan zijn mandaat.
    • De werknemer die zijn rechten uitoefent die voortvloeien uit de wet van 7 oktober 2022 houdende omzetting van Richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie, kan niet worden ontslagen behalve om redenen die vreemd zijn aan de uitoefening deze rechten; 
    • De zwangere werkneemster mag niet ontslagen worden vanaf het ogenblik waarop de werkgever van de zwangerschap werd ingelicht, tot het verstrijken van de termijn van één maand die begint te lopen de dag na het einde van de postnatale bevallingsrust, behalve om redenen die vreemd zijn aan de lichamelijke toestand als gevolg van de zwangerschap of van de bevalling;
    • De werknemer die gebruik maakt van zijn verlof ter gelegenheid van de geboorte van zijn kind, mag niet worden ontslagen, behalve om redenen die vreemd zijn aan dit verlof;
    • De adoptie-ouder die gebruik maakt van zijn adoptieverlof, mag niet worden ontslagen, behalve om redenen die vreemd zijn aan dit verlof;
    • Ingeval van omzetting van moederschapsverlof als gevolg van het  overlijden of de hospitalisatie van de moeder, mag de werknemer die dit verlof uitoefent, niet worden ontslagen, behalve om redenen die vreemd zijn aan dit verlof; 
    • De arbeidsgeneesheer mag slechts ontslagen worden om een reden verbonden aan zijn bevoegdheid of die geen afbreuk doet aan zijn technische of morele onafhankelijkheid;
    • De werknemer die bepaalde politieke mandaten bekleedt, kan slechts ontslagen worden om een reden die vreemd is aan de uitoefening van het mandaat;
    • De werknemer die een tijdskrediet,  een loopbaanonderbreking of een thematisch verlof neemt, kan enkel ontslagen worden om dringende reden of om een reden waarvan de aard en oorsprong vreemd is aan dit verlof;
    • De werknemer die betaald educatief verlof neemt, kan enkel ontslagen worden om een reden die vreemd is aan de aanvraag;
    • De preventieadviseur kan slechts ontslagen worden om een reden die verband houdt met zijn bekwaamheid en die geen afbreuk doet aan diens onafhankelijkheid als preventieadviseur;
    • De werknemer die opmerkingen heeft gemaakt met betrekking tot bepaalde aanpassingen van het arbeidsreglement kan alleen ontslagen worden om redenen die vreemd zijn aan het inschrijven van deze opmerkingen in het daartoe bestemde register;
    • De werknemer die een klacht heeft ingediend of een rechtsvordering heeft ingesteld met betrekking tot:
      • de gelijke behandeling van mannen en vrouwen;
      • geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk (de bescherming slaat ook op werknemers die in dit verband als getuige optreden);
      • racisme en xenofobie;bepaalde vormen van discriminatie;
      • bepaalde vormen van discriminatie.

    De werknemer mag slechts ontslagen worden wegens redenen die vreemd zijn aan deze klacht of rechtsvordering.

    Wanneer de werkgever het ontslagverbod niet naleeft, is de verbreking onrechtmatig. Bijgevolg zal de werkgever een opzeggingsvergoeding verschuldigd zijn naast een forfaitaire beschermingsvergoeding. Deze twee vergoedingen zijn in principe cumuleerbaar.  Deze vergoedingen zijn daarentegen niet cumuleerbaar met de vergoeding voor een kennelijk onredelijk ontslag.

    Wettelijke referenties 

    • bescherming ten gunste van het personeel in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid en gezondheid op het werk: wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden;
    • bescherming ten gunste van de personeelsafgevaardigde: artikel 18, lid 1, van de C.A.O. nr. 5 van 24 mei 1971 betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging van het personeel der ondernemingen;
    • bescherming ten gunste van de zwangere vrouw: artikel 40 van de Arbeidswet van 16 maart 1971;
    • bescherming ten gunste van de vader die gebruik maakt van zijn vaderschapsverlof: artikel 30, § 2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
    • bescherming ingeval van omzetting van het moederschapsverlof: artikel 39, lid 8, van de Arbeidswet van 16 maart 1971;
    • bescherming ten gunste van de adoptieouder: artikel 30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
    • bescherming ten gunste van de arbeidsgeneesheer: artikelen 30 tot 33 van het koninklijk besluit nr. 35 van 20 juli 1967 houdende het statuut en het barema van de adviserend geneesheren die tot taak hebben bij de verzekeringsinstellingen in te staan voor de geneeskundige controle op de primaire arbeidsongeschiktheid en op de gezondheidszorgverstrekkingen overeenkomstig de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
    • bescherming ten gunste van bepaalde houders van politieke mandaten: artikel 6 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat;
    • bescherming ten gunste van de werknemer in tijdskrediet : artikel 21, §§ 2 tot 4 van de C.A.O. nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen;
    • bescherming ten gunste van de werknemer in loopbaanonderbreking: artikel 101 van de herstelwet van 22 januari 1985  houdende sociale bepalingen;
    • bescherming ten gunste van de werknemer die educatief verlof heeft aangevraagd: artikel 118 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
    • bescherming ten gunste van de preventieadviseur: artikelen 3 en 4 van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs;
    • bescherming ten gunste van de werknemer die bepaalde opmerkingen heeft gemaakt met betrekking tot bepaalde aanpassingen aangebracht in het arbeidsreglement: artikel 12quater van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen;
    • bescherming ten gunste van de werknemer die een klacht heeft ingediend in het kader van:   
       
      • de reglementering op het vlak van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen: artikel 22 van de wet van 10 mei 2007  ter bestrijding van de discriminatie tussen vrouwen en mannen;
      • de reglementering met betrekking tot geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk:  artikel 32 terdecies van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
      • de reglementering met betrekking tot racisme en xenofobie: artikel 15 van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden  ;
      • de reglementering met betrekking tot bepaalde vormen van discriminatie: artikel 17 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie;
      • de reglementering betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie : art. 32 van de wet van 7 oktober 2022 houdende omzetting van Richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie.