Loonbescherming

Op deze pagina

    Doel van de wet

    De wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers beoogt de regels inzake de betaling van het loon aan de werknemers vast te stellen. Ze heeft derhalve tot doel aan de werknemer de vrije beschikking over het hem verschuldigde loon te verzekeren en misbruiken bij de uitbetaling van het loon tegen te gaan.

    Deze wet heeft dus niet tot doel het niveau van het minimumloon (barema’s) vast te stellen dat de werkgever aan de werknemer moet betalen. Dit aspect van het onderwerp wordt, voor de privésector, geregeld door de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op het niveau van de ondernemingen, de paritaire comités of, bij ontstentenis, op interprofessioneel niveau (Nationale Arbeidsraad).

    Wie zijn de betrokken werknemers ?

    De wet van 12 april 1965 is van toepassing op alle werknemers, nl. de personen aangeworven met een arbeidsovereenkomst, met uitzondering evenwel van de werknemers aangeworven in het kader van een PWA-arbeidsovereenkomst.

    Voor de toepassing van de wet van 12 april 1965 worden met werknemers gelijkgesteld:

    • de leerlingen, ongeacht de aard van de leerovereenkomst;
    • de personen die anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten tegen vergoeding van de arbeidsprestaties onder het gezag van een ander persoon.

    Worden derhalve bedoeld door de wet:

    • de werknemers van de privésector, het statutair en contractueel personeel van de Staat, de provincies, de gemeenten, …, de dienstboden, de leerlingen (ongeacht de aard van hun leerovereenkomst), de leerkrachten, … 
    • de werkgevers, zowel uit de publieke sector als uit de privésector. De wet geldt voor de werkgevers die werknemers of bovenvermelde gelijkgestelde personen tewerkstellen, evenals voor de derden belast met de betaling van het loon voor rekening van de werkgever. Hiermee worden bijvoorbeeld de personen bedoeld die belast zijn met de betaling van het loon van het personeel van het vrij onderwijs.

    Begrip "loon"

    Het begrip loon wordt gedefinieerd in de wet van 12 april 1965.
    Deze wet verstaat "onder loon, het loon in geld waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft ten laste van de werkgever; de fooien of het bedieningsgeld waarop de werknemer recht heeft ingevolge zijn dienstbetrekking of krachtens het gebruik; de in geld waardeerbare voordelen waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft."

    Men is het erover eens dat dit begrip in ruime zin moet beoordeeld worden. Het betreft niet enkel het door de werknemer ontvangen loon als tegenprestatie van de gepresteerde arbeid, maar eveneens andere sommen die verschuldigd zijn ingevolge zijn dienstbetrekking en die ten laste van de werkgever zijn zonder dat ze noodzakelijk door hem uitbetaald worden (bv. een eindejaarspremie betaald door een sectoraal fonds).

    Naast het gewoon loon, maken ook deel uit van het loon in de zin van de wet van 12 april 1965:

    • de commissies van de handelsvertegenwoordigers;
    • het overloon voor overuren;
    • de toeslag op het loon wegens nachtarbeid;
    • het door de werkgever verschuldigd gewaarborgd loon in geval van arbeidsongeschiktheid;
    • het loon voor feestdagen;
    • de uitwinningsvergoeding van een handelsvertegenwoordiger;
    • de patronale bijdragen voor een groepsverzekering,
    • de mobiliteitspremies;
    • de verbrekingsvergoeding;
    • de vergoeding voor willekeurig ontslag;
    • de sluitingsvergoeding door de werkgever verschuldigd.

    Maken daarentegen, bij wijze van voorbeeld, geen deel uit van het loon in de zin van de wet betreffende de bescherming van het loon, de door de werkgever rechtstreeks of onrechtstreeks betaalde vergoedingen, zoals:

    • het vakantiegeld (enkel en dubbel);
    • de vergoedingen welke moeten worden beschouwd als een aanvulling van de vergoedingen verschuldigd ten gevolge van een arbeidsongeval of een beroepsziekte;
    • de vergoedingen welke moeten worden beschouwd als een aanvulling van de voordelen toegekend door de sociale zekerheid, zoals de aanvullende vergoeding bij brugpensioen, de aanvulling van het wettelijk pensioen betaald door de werkgever.
    • de uitkeringen in speciën, in aandelen of deelbewijzen aan de werknemers overeenkomstig de toepassing van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen;
    • de tussenkomst van de werkgever in de kosten van het sociaal abonnement;
    • de toekenning van aandelenopties.

    De bescherming van het loon

    De wet berust op het volgend beginsel: “Het is de werkgever verboden de vrijheid van de werknemer om naar goeddunken over zijn loon te beschikken, op enigerlei wijze te beperken.”

    Om deze vrije beschikking door de werknemer over het loon te verzekeren, legt de wet verplichte regels vast inzake de betaling van het loon, de inhoudingen op het loon en het beslag en de overdracht.

    Hoofdelijke aansprakelijkheid inzake lonen

    Wanneer een werkgever het verschuldigde loon niet (volledig of gedeeltelijk) betaalt aan zijn werknemer, bepaalt de wet van 12 april 1965 regelingen van hoofdelijke aansprakelijkheid die deze werknemer toelaten om, onder bepaalde voorwaarden, de betaling van dit verschuldigd loon subsidiair te bekomen bij bepaalde derden die als hoofdelijk aansprakelijk beschouwd worden.

    Er bestaan drie regelingen van hoofdelijke aansprakelijkheid :