Algemene principes betreffende het welzijnsbeleid

Op deze pagina

    Elke werkgever moet in zijn onderneming of instelling een beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk uitbouwen. Dit beleid heeft tot doel arbeidsongevallen en beroepsziekten te voorkomen en de verhouding tussen mens en werk nader te bepalen, zodat beter rekening gehouden wordt met de mens in zijn totaliteit. Hiertoe zal elke werkgever de preventiemaatregelen die in zijn onderneming of instelling van toepassing moeten zijn, moeten bepalen op grond van de aard van de activiteiten die hij verricht en op grond van het aantal werknemers die hij tewerkstelt evenals hun specifiek risicoprofiel. Dit preventiebeleid dient rekening te houden met een aantal specifieke wettelijke en reglementaire bepalingen, die door de overheid werden uitgevaardigd om het kader aan te geven waarbinnen dit preventiebeleid kan tot stand komen.

    Dynamisch risicobeheersingssysteem

    Titel 2 "Algemene beginselen betreffende het welzijnsbeleid" van boek I van de codex over het welzijn op het werk heeft betrekking op de algemene verplichtingen van de werkgever en voert hiertoe het dynamisch risicobeheersingssysteem in.

    Het dynamisch risicobeheersingssysteem heeft betrekking op de zeven domeinen die samen het begrip "welzijn" vormen. Het houdt rekening met de wisselwerking die er tussen die domeinen bestaat of kan bestaan. Het doel van dit systeem bestaat er in de planning van de preventie en de uitvoering van het beleid mogelijk te maken en heeft daarom betrekking op vier etappes:

    • de uitwerking van het beleid, dat vooral de doelstellingen en de benodigde middelen bepaalt;
    • de programmatie van het beleid, dat vooral de toe te passen methodes, de opdrachten, de verplichtingen en de middelen van de betrokkenen bepaalt;
    • de uitvoering van het beleid;
    • de evaluatie van het beleid, dat vooral betrekking heeft op de vaststelling van de evaluatiecriteria.

    Dit systeem houdt rekening met:

    • de aard van de activiteiten;
    • de specifieke risico's verbonden aan die activiteiten;
    • de specifieke risico's eigen aan bepaalde groepen werknemers.

    Risicoanalyse

    Het dynamisch risicobeheersingssysteem steunt op het principe van de risicoanalyse, die wordt uitgevoerd om adequate preventiemaatregelen te kunnen vaststellen. Dit gebeurt op drie niveaus:

    • de organisatie in haar geheel:
    • elke groep van werkposten of functies;
    • het individu zelf.

    De risicoanalyse bestaat uit drie fasen:

    • het identificeren van gevaren;
    • het vaststellen en nader bepalen van risico's;
    • het evalueren van risico's.

    Preventiemaatregelen

    De preventiemaatregelen worden vastgesteld in de volgende volgorde:

    • maatregelen die tot doel hebben risico's te voorkomen;
    • maatregelen die tot doel hebben schade te voorkomen;
    • maatregelen die tot doel hebben schade te beperken.

    Voor elke groep van maatregelen moet worden onderzocht wat hun invloed is op het risico en of zij zelf geen risico's inhouden, zodat een andere groep preventiemaatregelen moet worden verkozen of bijkomend maatregelen van een andere groep moeten worden toegepast. Deze preventiemaatregelen kunnen bijvoorbeeld van organisatorische aard zijn, betrekking hebben op de conceptie van de werkpost, de keuze van arbeidsmiddelen, collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen, de veiligheidssignalering, het gezondheidstoezicht en noodprocedures.

    Globaal preventieplan en jaarlijks actieplan

    Het dynamisch risicobeheersingssysteem vindt zijn uitdrukking in een globaal preventieplan dat door de werkgever wordt opgesteld in overleg met de hiërarchische lijn en de diensten voor preventie en bescherming op het werk en wordt vastgesteld voor een termijn van vijf jaar. Dit plan geeft een concrete omschrijving van de resultaten van de risicoanalyse, van de prioritaire doelstellingen en de activiteiten die moeten worden verricht om deze doelstellingen te bereiken. Daarbij wordt tevens beschreven welke middelen er worden gebruikt en wat de opdrachten en verplichtingen zijn van alle betrokken personen.

    Voor elk dienstjaar moet er bovendien op dezelfde wijze een jaarlijks actieplan worden opgesteld, dat o.a. betrekking heeft op:

    • de prioritaire doelstellingen van het dienstjaar;
    • de middelen en methodes om die doelstellingen te bereiken;
    • de opdrachten, verplichtingen en middelen van de betrokken personen;
    • de aanpassingen aan te brengen aan het globaal preventieplan ingevolge gewijzigde omstandigheden, incidenten en ongevallen, het jaarverslag van de interne dienst en de adviezen van het Comité.

    Het dynamisch risicobeheersingssysteem wordt regelmatig geëvalueerd, wat ten minste één maal om de vijf jaar een nieuw globaal preventieplan tot gevolg heeft.

    Overige bepalingen

    Daarnaast heeft titel 2 van boek I van de codex betrekking op:

    • de verplichtingen van de leden van de hiërarchische lijn;
    • het kosteloos karakter van de maatregelen ten aanzien van de werknemers;
    • de informatie en vorming van de werknemers;
    • de maatregelen te nemen bij noodsituaties en in geval van ernstig en onmiddellijk gevaar;
    • het onthaal en de begeleiding van nieuwe werknemers.

    Adviezen van de Hoge Raad voor preventie en bescherming op het werk

    Specifieke toelichting over het preventief alcohol- en drugsbeleid

    Preventief alcohol- en drugsbeleid op de werkvloer 

    Koninklijk besluit van 21 februari 2022 betreffende de bijzondere  preventiemaatregelen op het werk in geval van een epidemie of pandemie

    Op verzoek van de Minister van Werk werd eind september 2021 aan de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk en aan de experten binnen de FOD Werkgelegenheid gevraagd zich te buigen over een meer veralgemeende aanpak die ook zou kunnen gelden voor toekomstige epidemieën en pandemieën. De beste oplossing bleek een verankering in de welzijnswetgeving van de basisprincipes van crisisbeheer in ondernemingen (zie het koninklijk besluit van 21 februari 2022 betreffende de bijzondere  preventiemaatregelen op het werk in geval van een epidemie of pandemie), en het koppelen van deze basisprincipes aan een generieke gids die deze basisprincipes praktisch en flexibel zou invullen met preventiemaatregelen die aanpasbaar zijn in functie van de ondernemingscontext. Zo werd in de Hoge Raad een nieuw concept van gids uitgewerkt om ondernemingen, sectoren en overheden toe te laten om soepel te kunnen inspelen op verschillende soorten en ernstgraden van besmettingen door infectieuze agentia. De Generieke Gids ‘Veilig werken tijdens een epidemie of een pandemie’ werd daarom opgebouwd uit de volgende 3 fases die indien nodig kunnen worden geactiveerd op ondernemingsniveau, sectorniveau of overheidsniveau:

    • de waakzaamheidsfase: preventiemaatregelen om een epidemie of pandemie onder controle te houden en uitbraken te voorkomen;
    • de interventiefase: strengere preventiemaatregelen omdat er sprake is van meerdere besmette personen (clusters) en er uitbraken kunnen ontstaan;
    • de kritische fase: de meest strenge preventiemaatregelen om uitbraken onder controle te krijgen en verspreiding van het infectieus agens af te remmen bij sterk verhoogde circulatie van het infectieus agens.

    In de gids wordt duidelijk vermeld dat geen enkele van deze preventiemaatregelen (afstand, hygiëne, ventilatie, mondmaskers) op zichzelf staan, maar complementair zijn en elkaar versterken. Hierbij zijn alle schakels in de keten noodzakelijk om als één samenhangend geheel het infectieus agens efficiënt te bestrijden.

    Op 7 maart 2022 trad deze nieuwe Generieke Gids in werking. Vanaf dat ogenblik werden de bijzondere preventiemaatregelen uit de waakzaamheidsfase van toepassing voor de verschillende ondernemingen, tenzij een onderneming, een bepaalde sector of een bevoegde overheid zou beslissen tot het activeren van een hogere fase.

    Er kwam een einde aan de epidemische noodsituatie op 11 maart 2022. In overleg met de Minister van Werk, de FOD Werkgelegenheid en de Hoge Raad werd beslist dat het nodig was om de maatregelen van de Generieke Gids (zoals bepaald in de waakzaamheidsfase) nog aan te houden tot twee maanden na het einde van de epidemische noodsituatie, tijdens de zgn. nazorgfase. De redenen hiervoor zijn de volgende:

    1. het opheffen van een epidemische noodsituatie staat niet gelijk aan het verdwijnen van het virus. Er werd van uit gegaan dat de versoepelingen in de samenleving in het algemeen onvermijdelijk zouden resulteren in een toename van viruscirculatie. Wanneer terzelfdertijd ook in de ondernemingen de maatregelen zouden wegvallen, werd ervoor gevreesd dat dit zou resulteren in een multiplicatoreffect.  Door de maatregelen van de waakzaamheidsfase in de ondernemingen nog even aan te houden kon worden vermeden dat nieuwe besmettingsclusters zouden ontstaan in de ondernemingen;
    2. op arbeidsplaatsen werken mensen vaak gedurende een groot deel van de dag. Sommigen verrichten ook intensieve handenarbeid hetgeen tot grotere verspreiding van eventuele besmettelijk aerosolen kan leiden;
    3. werknemers hebben vaak ook niet de keuzevrijheid om al dan niet naar het werk te komen. Het is daarom noodzakelijk alle werknemers, zeker ook de werknemers met onderliggende aandoeningen of werknemers met bijzonder kwetsbare gezinsleden, te beschermen.

    Door het behoud van een minimum aan preventiemaatregelen werd er dus toe bijgedragen te vermijden dat meerdere werknemers tegelijk zouden uitvallen wegens ziekte en er tegelijk voor te zorgen dat alle werknemers zich zonder angst op de werkvloer zouden kunnen bevinden.