Eerste hulp

Op deze pagina

    Kader

    Titel 5 betreffende de eerste hulp van boek I van de codex over het welzijn op het werk geeft een kader voor de organisatie van de eerste hulp in de onderneming, zonder concreet op de details in te gaan die het voorwerp uitmaken van een brochure. Deze titel biedt aanknopingspunten voor elke werkgever opdat hij een optimale organisatie van de eerste hulp kan bereiken die moet overeenstemmen met de karakteristieken van zijn onderneming.

    De hoofdlijnen van titel 5 situeren zich op het niveau van:

    •  de indeling van het personeel belast met het toekennen van de eerste hulp alsook de aard van de noodzakelijke middelen die worden vastgesteld in functie van het aantal werknemers, de karakteristieken van de onderneming en de resultaten van de risicoanalyse;
    • een procedure die er toe leidt dat de organisatoren van de vorming van de hulpverlener opgenomen worden op een lijst van organismen die vorming verstrekken;
    • de inhoud van de basisvorming van de hulpverleners, opgesteld in termen van doelstellingen.

    Definities

    Er worden nauwkeurige definities gegeven van de eerste hulp, de hulpverlener en het verzorgingslokaal.

    Eerste hulp (art. I.1-4, 8°)

    Het betreft het geheel van noodzakelijke handelingen die er op gericht zijn de gevolgen van een ongeval of een traumatische of niet-traumatische aandoening te beperken en er voor te zorgen dat de letsels niet erger worden, in afwachting van, indien nodig, gespecialiseerde hulp.
    De definitie is gesteund op de doelstelling: het doel is een slachtoffer van een ongeval of dat onwel is geworden, te behoeden voor een gevaarlijke situatie, aan de hand van aangepaste middelen die kunnen bestaan uit onmiddellijke en voorlopige zorgen. De acties die men neemt zijn dus zorgen maar kunnen ook uit eerste hulp bestaan.
    De notie “dringende zorgen” wordt niet meer gebruikt aangezien de FOD Volksgezondheid bevoegd is voor het vaststellen van de criteria voor het verlenen van dringende zorgen. Deze zorgen kunnen enkel nog worden verleend door gespecialiseerde verpleegkundigen.

    Hulpverlener (art. I.5-1, 1°)

    Het betreft een werknemer belast met het verstrekken van de eerste hulp die met vrucht de basisvorming en de bijscholing, die betrekking hebben op welomschreven doelstellingen, heeft gevolgd. Deze basisvorming moet aangevuld worden met een specifieke vorming verbonden aan de ondernemingsactiviteiten, wanneer deze activiteiten specifieke risico’s met zich meebrengen.

    Verzorgingslokaal (art. I.5-1, 2°)

    Dit lokaal is gevestigd op de arbeidsplaats of in de onmiddellijke omgeving ervan.
    Het is enkel bestemd om het materiaal voor eerste hulp te bevatten en om de slachtoffers van een ongeval of die onwel geworden zijn, op te vangen met als doel hen de eerste hulp te verstrekken. Dit lokaal kan ook, na advies van de preventieadviseur-arbeidsarts, ter beschikking worden gesteld van zwangere werkneemsters of werkneemsters die borstvoeding geven, zodat zij kunnen rusten of borstvoeding geven, binnen de voorwaarden vastgesteld door specifieke reglementering.

    Verplichtingen van de werkgever

    Algemene verplichting (art. I.5-2)

    Het algemene principe is dat de werkgever de nodige maatregelen moet treffen om:

    • de werknemers die slachtoffer zijn van een ongeval of die onwel geworden zijn de eerste hulp te verstrekken en indien nodig een gespecialiseerde dienst te alarmeren,
    • er voor te zorgen dat de slachtoffers vervoerd worden, naargelang het geval hetzij naar het verzorgingslokaal, hetzij naar hun woning, of naar een verzorgingsinstelling, voor zover het slachtoffer kan vervoerd worden,
    • de nodige contacten te leggen met de diensten gespecialiseerd in medische noodhulp en reddingswerkzaamheden en met de verzorgingsinstellingen opdat de slachtoffers zo snel mogelijk de gepaste medische hulp zouden bekomen.

    Om het externe transport (taxi, ambulance,…) te verzekeren en om de gespecialiseerde diensten te kunnen alarmeren, moeten de belangrijkste telefoonnummers en adressen van deze diensten onmiddellijk beschikbaar zijn.

    Artikel I.5-2, §2 vereist dat alle door de werkgever te treffen maatregelen ook kunnen toegepast worden op andere personen die aanwezig kunnen zijn op de arbeidsplaats, zoals aannemers, onderaannemers, studenten, bezoekers, klanten, patiënten,… Deze personen kunnen ook slachtoffer worden van een ongeval of onwel worden en in dat geval moet de werkgever er zorg voor dragen dat zij de eerste hulp krijgen en eventueel worden vervoerd.

    Welke zijn de te nemen maatregelen (art. I.5-3)

    De werkgever stelt de nodige maatregelen vast:

    • na advies van het Comité,
    • met de medewerking van de interne of externe dienst, volgens de grootte van de onderneming en de verdeling van de taken tussen deze twee diensten,
    • en met de medewerking van de preventieadviseur-arbeidsarts die toezicht houdt op de organisatie van de eerste hulp.

    Hij houdt rekening met:

    • de aard van de activiteiten van zijn onderneming,
    • de resultaten van de risicoanalyse,
    • het aantal werknemers en de groep van risico’s waaraan zij kunnen blootgesteld worden.

    De te nemen maatregelen zijn de volgende:

    • Procedures: de werkgever werkt de procedures van eerste hulp uit zoals voorzien in het intern noodplan, aangezien dit plan moet uitgewerkt worden in toepassing van artikel I.2-23. De werkgever treft ook maatregelen in geval van een ernstig en onmiddellijk gevaar, zoals bepaald in de artikelen I.2-24 tot I.2-26.
      De procedures moeten zodanig worden uitgewerkt dat de slachtoffers van een ongeval of die onwel worden zo snel mogelijk kunnen genieten van de aangepaste hulpverlening. Deze procedures betreffen inzonderheid de wijze van informeren van de werknemers over de organisatie van de eerste hulp, het interne communicatiesysteem om zo snel mogelijk de personen belast met het toedienen van de eerste hulp te bereiken, de externe communicatie met de gespecialiseerde diensten,…
       
    • De uitrusting: de werkgever bepaalt welke middelen noodzakelijk zijn voor de organisatie van de eerste hulp.
      Deze middelen omvatten het noodzakelijke materiaal, de verbanddoos en het verzorgingslokaal.
       
    • De organisatie: de werkgever bepaalt het aantal werknemers dat moet ingezet worden om de eerste hulp te verlenen.
      Hij bepaalt over welke kwalificaties zij dienen te beschikken in functie van de criteria vermeld in artikel I.5-6: hetzij hulpverleners, hetzij verpleegkundigen, hetzij andere aangeduide personen.
       
    • De vorming: de werkgever inventariseert de specifieke risico’s verbonden aan ondernemingsactiviteiten, waarvoor de hulpverleners hetzij de basisvorming, hetzij deze basisvorming aangevuld met een specifieke vorming, moeten verwerven, in overeenstemming met artikel I.5-8.

    Uitrusting (art. I.5-4 en I.5-5) = middelen

    Het basismateriaal en de verbanddoos

    De werkgever bepaalt, na advies van de preventieadviseur-arbeidsarts en het Comité:

    • welk basismateriaal noodzakelijk is,
    • de inhoud van de verbanddoos,
    • de plaats waar dit materiaal zich bevindt,
    • of aanvullingen noodzakelijk zijn.

    De werkgever verifieert ook regelmatig of dit materiaal en de verbanddoos zich op de daartoe bestemde plaats bevinden.
    Een indicatieve lijst van de inhoud van de verbanddoos is beschikbaar in een brochure gesteund op de praktische aspecten van de eerst hulp. 

    Het wordt afgeraden medicijnen in de verbanddoos te stoppen, zelfs niet deze die zonder medisch voorschrift verkrijgbaar zijn.
    De opdrachten van de arbeidsarts zijn inderdaad hoofdzakelijk preventief en de hulpverlener is niet bevoegd om medicijnen toe te dienen.

    Het verzorgingslokaal

    Het verzorgingslokaal is verplicht in de ondernemingen die ingedeeld worden in de groepen A, B of C, behalve indien uit de risicoanalyse blijkt dat dit niet noodzakelijk is.

    De inrichting van het verzorgingslokaal (karakteristieken van het lokaal, materiaal, meubilair, …) wordt eveneens bepaald door de werkgever na advies van de arbeidsarts en het Comité.
    Adviezen met betrekking tot de inrichting van dit lokaal zullen zich ook in de brochure bevinden.

    Hoewel het lokaal enkel mag gebruikt worden met als doel het toedienen van de eerste hulp, voorziet een bepaling dat het lokaal ook kan gebruikt worden als rustlokaal opdat de zwangere werkneemsters er kunnen rusten in aangepaste omstandigheden van comfort en opdat de werkneemsters die borstvoeding geven er hun kind kunnen voeden.
    Het is immers voorzien in de bepalingen van de codex met betrekking tot de sociale voorzieningen (art. III.1-62) dat de werkgever een aangepaste plaats moet ter beschikking stellen aan zijn werkneemsters om te rusten.
    Artikel I.5-5, §2 voegt eenvoudigweg de mogelijkheid toe om het verzorgingslokaal ook te gebruiken als rustlokaal voor deze werkneemsters, na advies van de arbeidsarts.

    Organisatie (art. I.5-6)

    Indeling van het personeel belast met het waarborgen van de eerste hulp

    Deze indeling is niet langer star zoals in de oude reglementering, en is meer aangepast aan de realiteit van de ondernemingsactiviteiten.

    In de ondernemingen van groepen A, B of C, bepaalt de werkgever het aantal en de kwalificatie van het personeel belast met het toedienen van de eerste hulp:

    • na advies van de preventieadviseur-arbeidsarts en het Comité,
    • in functie van het aantal werknemers in zijn onderneming,
    • in functie van de karakteristieken van de activiteiten van de onderneming,
    • in functie van de resultaten van de risicoanalyse.

    Deze personeelsleden zijn:

    • hetzij hulpverleners met een basisvorming (zie rubriek vorming),
    • hetzij hulpverleners met een basisvorming en specifieke kennis en vaardigheden (indien er specifieke risico’s zijn in de onderneming),
    • hetzij verpleegkundigen,
    • hetzij andere aangeduide werknemers.

    In de ondernemingen ingedeeld in groep D duidt de werkgever één of meerdere werknemers aan die de basisvorming niet dienen te hebben gevolgd, maar die de informatie hebben ontvangen die noodzakelijk is om de verbanddoos te gebruiken en om de gepaste hulpdiensten te verwittigen.

    Op het ogenblik van het aanduiden van het personeel, moet de werkgever er rekening mee houden dat de eerste hulp moet kunnen toegediend worden tijdens de volledige duur van de arbeid, dus ook tijdens de nacht ingeval van nacht- en ploegenarbeid.

    Bijhouden van een register

    Het doel van het bijhouden van een register van interventies in het kader van de eerste hulp, maakt essentieel deel uit van het preventiebeleid:

    • om andere gelijkaardige ongevallen te voorkomen,
    • om toe te laten de organisatie van de eerste hulp te evalueren en aan te passen,
    • om een andere periodiciteit toe te laten in de organisatie van de bijscholing,
    • als element van bewijs bij lichte arbeidsongevallen die niet door de werkgever aan de arbeidsongevallenverzekeraar moeten worden aangegeven,
    • en om een juridische zekerheid te waarborgen indien, in voorkomend geval, de eerste hulp niet tijdig of slecht werd toegediend.
      In het kader van de welzijnswet wordt de hulpverlener als werknemer beschouwd en kan hij niet strafrechtelijk vervolgd worden in het kader van deze wet aangezien de verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen inzake de eerste hulp rust op de werkgever. De hulpverlener is vanzelfsprekend wel onderworpen aan de sancties die de werkgever heeft vastgesteld in het kader van hun contractuele relaties. In geval van een zware fout begaan door de hulpverlener, zal het gemeen recht (burgerlijk of strafrechtelijk) worden toegepast, zoals voor elke andere burger.

    In het register moeten minstens de volgende elementen worden opgenomen:

    • de naam van het slachtoffer,
    • de naam van de persoon die de eerste hulp heeft toegediend,
    • de plaats, de datum en het uur van het ongeval, evenals een beschrijving en de omstandigheden van het ongeval, met het oog op de vrijstelling van aangifte van deze ongevallen aan de arbeidsongevallenverzekeraar en het behoud als element van bewijs in geval van verergering,
    • de datum en het uur van de interventie,
    • de aard van de interventie (aard van de kwetsuren, type en middelen van eerste hulp, follow-up na de eerste hulp, …),
    • de identiteit van eventuele getuigen.

    Bevoegdheid van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk (TWW)

    De ambtenaren belast met het toezicht op het welzijn van de werknemers kunnen het nuttig achten aan de werkgever een andere indeling van het personeel belast met het toedienen van de eerste hulp, een andere inhoud of aanvullingen van de verbanddoos of de inrichting van een verzorgingslokaal indien dit er niet is en indien de ambtenaar oordeelt dat dergelijk lokaal nodig is, op te leggen.

    Vorming en bijscholing (art. I.5-8 tot I.5-13)

    Basis- en specifieke kennis en vaardigheden (art. I.5-8, I.5-9 en I.5-13)

    Basisvorming voor hulpverleners

    De basiskennis en –vaardigheden moeten toelaten dat de hulpverlener de doelstellingen opgenomen in de bijlage I.5-1 bereikt, met het oog op:

    • het herkennen van de levensbedreigende medische toestand van personen,
    • het toepassen van de principes van de eerste hulp in afwachting van het tussenkomen van gespecialiseerde diensten.

    Wanneer de activiteiten van de onderneming geen specifieke risico’s met zich meebrengen voor de werknemers is de basisvorming voldoende. Deze basisopleiding moet binnen alle ondernemingen gekend zijn.

    Specifieke vorming

    Indien specifieke risico’s verbonden zijn aan de activiteiten van de werkgever, dient de basisvorming te worden aangevuld met een specifieke vorming gesteund op deze risico’s en in praktijk gebracht onder de voorwaarden vermeld in artikel I.5-13.
    De specifieke risico’s worden bepaald door de werkgever met medewerking van de preventieadviseur-arbeidsarts en de interne dienst en na advies van het Comité.
    In het kader van deze specifieke risico’s, dient eveneens rekening te worden gehouden met de specifieke bepalingen van de codex over het welzijn op het werk die betrekking hebben op de eerste hulp opgenomen in:

    • titel 1 "Chemische agentia" van boek VI (art. VI.1-21 tot VI.1-26),
    • boek VII "Biologische agentia" (art. VII.1-39 tot VII.1-41),
    • het koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (art. 50 en bijlage III, A, 13).
    Bijscholing

    De bijscholing gebeurt normaal gezien jaarlijks, behalve indien de werkgever, op basis van een voorafgaande risicoanalyse en het advies van de arbeidsarts en het Comité, kan aantonen dat de jaarlijkse bijscholing niet nodig is: in dat geval kan de bijscholing om de twee jaar worden gevolgd.

    Bijvoorbeeld, indien de hulpverleners er regelmatig toe gebracht worden eerste hulp te verlenen, is een jaarlijkse herhaling van de kennis niet steeds nodig.

    Een onbeperkte vermindering van de frequentie van de bijscholing is evenwel uitgesloten: men kan deze frequentie slechts verminderen tot minstens één keer per twee jaar.

    Een hulpverlener die, omwille van een geldige reden, een bijscholingssessie niet kan bijwonen, moet deelnemen aan een andere bijscholingssessie binnen de twaalf maanden die volgen op de oorspronkelijk voorziene bijscholing, zoniet wordt hij geacht niet langer te beschikken over de nodige kennis en vaardigheden inzake eerste hulp. In dat geval zal de werknemer opnieuw een volledige opleiding moeten doorlopen, zo niet wordt hij niet langer vermoed op te treden als hulpverlener.

    Inhoud van de vorming in termen van doelstellingen

    De inhoud van de vorming wordt vastgesteld in termen van finale doelstellingen, wat aan de hulpverleners die hun vorming in het buitenland hebben gevolgd ook toelaat om aan deze doelstellingen te voldoen:

    1. de basisprincipes (rol van de hulpverlener, basishygiëne, juiste analyse van de situatie, zorgen voorafgaand aan de evacuatie en procedure);
    2. ondersteuning van de vitale functies (acties in geval van bewusteloosheid, ademhalingsproblemen en cardiovasculaire problemen);
    3. eerste hulp in geval van andere aandoeningen (bijvoorbeeld vergiftiging, bloedingen, verwondingen, brandwonden).

    De instellingen die voorkomen op de lijst van instellingen die in de vorming van de hulpverleners voorzien (gedetailleerde lijst: zie verder) kunnen ertoe gebracht worden na te gaan of de inhoud van een opleiding gevolgd in het buitenland beantwoordt aan de basiskennis en –vaardigheden bedoeld in de codex

    De vorming inzake hulpverlener is namelijk opgesteld in termen van doelstellingen op een gelijkaardige wijze als de modaliteiten voorgeschreven voor de basisvorming van de preventieadviseurs (zie titel 4 betreffende de vorming en bijscholing van de preventieadviseurs van boek II van de codex over het welzijn op het werk).

    Voorwaarden voor het organiseren van cursussen voor hulpverlener (art. I.5-10)

    Basisvorming en bijscholing

    De instellingen of werkgevers die een basisvorming en bijscholing willen verstrekken, moeten:

    • er zorg voor dragen dat de inhoud van de cursussen beantwoordt aan de drie doelstellingen vermeld in het vorige punt (basisprincipes, ondersteuning van de vitale functies en andere aandoeningen),
    • beschikken over bekwame lesgevers,
    • beschikken over gepaste lokalen, didactisch materiaal en oefenmateriaal,
    • de cursus derwijze organiseren dat hij minimum 15 lesuren omvat; met lesuren worden hier volledige uren van 60 minuten bedoeld,
    • jaarlijkse bijscholingen organiseren die minimum 4 lesuren omvatten,
    • het aantal cursisten per lesgever en per les beperken tot 15,
    • na het beëindigen van de cursus aan de cursisten een getuigschrift afleveren na een evaluatie van de bekwaamheden.

      De evaluatie van de bekwaamheden gebeurt bij voorkeur aan de hand van een permanente evaluatie tijdens de lessen, maar kan ook plaatsvinden op het einde van de cursus door middel van een test of een examen. In dat geval maken de uren die worden besteed aan de test of het examen geen deel uit van de 15 lesuren.
    Cursussen voor specifieke kennis en vaardigheden

    Deze cursussen worden georganiseerd door de instellingen, sectoren, professionele organisaties of werkgevers die voor het geven van de lessen beroep doen op personen of organisaties gespecialiseerd in de eerste hulp aan slachtoffers van ongevallen of van aandoeningen ten gevolge van risico’s inherent aan de activiteiten van de onderneming en waarvan de bekwaamheid erkend is. Het is logisch dat de arbeidsarts betrokken wordt bij de organisatie van deze cursus.

    Lijst van instellingen of werkgevers die vorming en bijscholing aan hulpverleners verstrekken (art. I.5-11 en I.5-12)

    Procedure om opgenomen te worden op deze lijst

    Voor de organisator:

    • de organisator dient een aanvraag in bij de Algemene Directie Humanisering van de Arbeid (HUA),
    • deze aanvraag omvat:
      1. de benaming, statuut en adres van de instelling,
      2. de plaats waar het lesmateriaal zich bevindt,
      3. de kwalificaties van de lesgevers: diploma, ervaring, curriculum, wijze waarop zij zich bijscholen,
      4. een schriftelijke verklaring waarbij de organisator de verbintenis aangaat de voorwaarden om cursussen te organiseren, bedoeld in artikel I.5-10, na te leven (zie hierboven).

    Om op de lijst opgenomen te kunnen worden, moet de organisator van de vorming rechtstreeks beroep doen op lesgevers (eigen personeel of individuele zelfstandigen). Dit betekent dat een organisator, die zelf niet over lesgevers beschikt en die voor het geven van de vorming een overeenkomst afsluit met een andere, externe organisator met eigen lesgevers, niet op de lijst kan opgenomen worden. De externe organisator waarop een beroep wordt gedaan, kan wel op de lijst voorkomen.

    De aanvraag kunt u opmaken via het online in te vullen formulier in de module ‘Documentatie': Aanvraag om opgenomen te worden in de lijst van instellingen of werkgevers die vorming en bijscholing aan hulpverleners verstrekken (DOCX, 85.36 KB)

    Verloop van de procedure:

    • De Algemene Directie HUA gaat na of de aanvraag volledig is.
    • HUA zendt de aanvraag voor onderzoek, verslag en advies naar de Algemene directie TWW.
    • In geval van een gunstig advies van TWW: de organisator wordt opgenomen op de lijst die door HUA wordt gepubliceerd op de website van de FOD.
    • Wanneer de voorwaarden om op de lijst te worden opgenomen niet zijn vervuld (bijvoorbeeld indien na controle door TWW, de inhoud van de cursus niet langer als toereikend wordt beschouwd, indien er per lesgever teveel cursisten aanwezig zijn, indien een lesgever niet langer over de noodzakelijke bekwaamheden beschikt, …) en de organisator de mogelijkheid heeft gehad om zich nader te verklaren, kan hij van de lijst worden geschrapt.
    Hoe beroep doen op een organisator van een vorming voor hulpverleners

    De organisatoren van een basisvorming voor hulpverleners moeten aan de voorwaarden voldoen die vastgelegd zijn in de codex en hierboven werden uiteengezet.
    Eenmaal de algemene directies HUA en TWW hebben vastgesteld dat aan alle voorwaarden is voldaan, worden de organisatoren opgenomen op de lijst van instellingen of werkgevers die vorming en bijscholing aan hulpverleners verstrekken.

    Deze lijst kunt u raadplegen in de module ‘Erkenningen’: Lijst van instellingen of werkgevers die vorming en bijscholing aan hulpverleners verstrekken.

    Geldigheid van de getuigschriften van hulpverlener toegekend in het kader van de oude reglementering (ARAB)

    De getuigschriften van hulpverlener individueel toegekend door de erkende organismen in het kader van het opgeheven artikel 177 van het ARAB zijn getuigschriften toegekend ten persoonlijken titel.
    Deze getuigschriften blijven dus geldig indien de houder van dergelijk getuigschrift de jaarlijkse bijscholing volgt onder de voorwaarden voorzien in artikel I.5-9.

    Adviezen van de Hoge Raad voor preventie en bescherming op het werk